Dit prachtige citaat van Bertold Brecht las ik in een interview met Ron Meyer, voormalig voorzitter van de SP (die het weer had gehoord uit de mond van Joop Den Uyl). Ik ben nu iets meer dan een jaar wethouder in onze mooie gemeente en ik probeer deze uitspraak zo goed mogelijk in mijn werk te vervlechten. Ik heb Bunnik het afgelopen jaar leren kennen als een betrokken gemeenschap, met een bloeiend verenigingsleven waar mensen omzien naar elkaar. Zo heb ik genoten van de optredens van muziekvereniging Constantia in Werkhoven, maar ook van de grappen en grollen van de drie carnavalsverenigingen tijdens de ‘pronkzitting’ in Ojik en heb ik lekker mee geschoffeld in een plantsoentje in de Oranjebuurt tijdens NL DOET.
Mijn eerste jaar bestond niet alleen maar uit het leren kennen van de gemeente. Een van mijn grotere dossiers is de ‘Mobiliteitsvisie Traverse’, een lange termijnvisie op de oude provinciale weg door Bunnik. Al jaren, met name de oplevering van de Baan van Fectio, was er de wens om deze weg meer passend te maken bij haar nieuwe functie: een weg die Bunnik verbindt, in plaats van doormidden klieft. Ik ben trots op de visie die er nu ligt en waar medewerkers, met hulp van vele inwoners, ontzettend hard aan hebben gewerkt. Eind juni besluit de gemeenteraad hierover, evenals over het aanvragen van subsidie voor de doorfietsroute. Hiermee kunnen we gelijk een goede eerste stap zetten in de uitvoering van de visie.
Als het gaat om mobiliteitsvraagstukken merk ik dat veel inwoners de weg naar de gemeente prima weten te vinden. Ik heb vele gesprekken gehad met mensen over verkeersveiligheid, geluidsoverlast of toegankelijkheid van het Openbaar Vervoer. We kunnen het probleem niet altijd oplossen, maar ik probeer altijd wel te zoeken naar manieren om het probleem te verlichten, of in ieder geval een luisterend oor te bieden, hoe frustrerend dat soms ook is.
Naast verkeer heb ik ook een groot deel van het ‘sociaal domein’ in mijn portefeuille, waaronder Jeugdbeleid en WMO. We hopen dat de mensen die we vanuit dit beleidsterrein proberen te helpen, de weg naar de gemeente ook goed weten te vinden. Niet iedereen in Bunnik is hoogopgeleid en heeft de schaapjes op het droge. En zelfs als dat wel zo is, kun je nog van alles mankeren op het gebied van fysieke of mentale gezondheid. Om meer inzicht te krijgen in wat er speelt, praat ik regelmatig bij met onze medewerkers van het Centrum voor Elkaar, zoals ons sociale team heet. Dan hoor ik -anoniem- de verhalen van de mensen die zij tegenkomen, en soms zitten daar echt schrijnende situaties tussen. De machteloosheid die uit die verhalen spreekt, en de frustratie dat we, door tekortschietende budgetten, ingewikkelde regelgeving en personeelskrapte, niet méér kunnen doen, grijpt me soms naar de keel. En dat moet des te meer gelden voor onze consulenten, die dagelijks met deze situaties te maken hebben.
Gelukkig gebeuren er ook voldoende positieve dingen bij het Sociaal Domein. Er zijn de afgelopen tijd veel stappen in de goede richting gezet en daar gaan we mee door als het aan mij ligt. Het zijn vaak kleine verbeteringen in de uitvoering, en geen grootse en meeslepende veranderplannen. Meestal ligt de sleutel ook in betere, ‘stress-sensitieve’ communicatie tussen mensen, een onderwerp waarover ik mijn masterscriptie Neerlandistiek afgelopen najaar heb afgerond. Bij mijn diploma-uitreiking wenste mijn scriptiebegeleider mij toe zo vaak mogelijk gebruik te maken van literatuur en poëzie in de politiek. Dat advies neem ik dan ook graag ter harte, te beginnen met Bertold Brecht. Want ook, misschien wel júíst, ‘Die im Dunkeln’ verdienen onze aandacht.
Julie ‘d Hondt, wethouder P21