Al jouw gemengde signalen
Maken mij een beetje moe
Ben vanavond weer de ware
Morgenochtend ben je zoek
Dus houd me nou eens vast of laat me los
Dit liedje van zangeres Merol was één van mijn verzoeknummers bij het radioprogramma ‘politiek lokaal’ van Slotstad RTV, eind februari (ik schreef er al eerder over in het Bunniks Nieuws). En nee, voor mij gaat deze tekst niet over een knipperlichtrelatie met een mens, maar met een mede-overheid, namelijk het Rijk. Vaak worden we als lokale overheden vanuit Den Haag de hemel in geprezen: we staan zo dicht bij de burger, wij weten wat er speelt en kunnen snel inspelen op behoeftes. Reden om allerlei taken bij ons te beleggen en daar de beoogde besparingen alvast op voorhand in te boeken. Een goed voorbeeld is de jeugdzorg. Bij de decentralisatie in 2015 is deze taak over gegaan naar gemeenten, met een korting op het budget van 15 procent. Sindsdien lopen de kosten voor de jeugdzorg alleen maar op, ook in Bunnik, met aan gemeenten de vraag of ze dat even binnen hun eigen begroting op willen lossen. Dat de vraag naar jeugdzorg is gestegen, is niet alléén maar een slechte zaak denk ik, het betekent ook dat kinderen steeds beter de weg naar hulp weten te vinden en daar ook gebruik van maken. Maar inmiddels is het ook wel de vraag welke problemen ook een beetje ‘bij het leven’ horen, wat er met behulp van bijvoorbeeld jongerenwerk of op school kan worden aangepakt en waar er echt zwaardere vormen van jeugdhulp nodig zijn.
In Bunnik proberen we dit vraagstuk op alle mogelijke manieren aan te pakken. We verbeteren de samenwerking met scholen, huisartsen en zorgaanbieders, om ervoor te zorgen dat we zo snel mogelijk weten wat er aan de hand is en in kunnen grijpen op het juiste moment: niet te vroeg maar ook niet als de boel al helemaal geëscaleerd is. Daarvoor hebben we kundige jeugdconsulenten nodig die stevig in hun schoenen staan, het liefst in vaste dienst, want dat geeft rust en is goedkoper dan inhuur. We kijken kritisch naar de duur van hulptrajecten, want ook daar valt winst te behalen, niet alleen financieel maar ook voor de jeugdigen. Het gaat niet om grote stelselwijzigingen, maar om kleine stapjes, die nog niet onmiddellijk enorme besparingen opleveren. Maar toch zien we al wel resultaten: de wachtlijsten bij het Centrum voor Elkaar zijn structureel flink teruggelopen.
Ondertussen zou het helpen als de Rijksoverheid ons ook het vertrouwen en de bijbehorende middelen zou geven om de veranderingen op een verantwoorde manier door te voeren. Maar de geplande bezuiniging van 500 miljoen op de jeugdzorg is weliswaar bevroren maar nog niet van tafel. Zo blijft de relatie tussen Rijk en gemeenten vol gemengde signalen. Laten we hopen dat het niet uitloopt op een vechtscheiding, want iedereen weet: daar zijn vaak de kinderen de dupe van.
Julie ‘d Hondt, wethouder P21